Richtlijnen en indexering

De Werkgroep Normering heeft als een van haar taken om in de laatste vergadering van het kalenderjaar te besluiten over de indexering van de Richtlijnen. Indexering geschiedt via een vastgestelde en eenduidige methode per richtlijn.

 

Hieronder staat per Richtlijn een algemene instructie hoe deze geïndiceerd moet worden.

Richtlijn Indexeringsgrondslag Voorwaarde voor indexering
Ziekenhuis-/revalidatiedaggeld vergoeding Consumentenprijsindexcijfer CBS Stijging minimaal 5% t.o.v. laatste wijziging
Studievertraging Loonindexcijfer CBS Jaarlijks aanpassen, ongeacht stijgingspercentage
Huishoudelijke Hulp Loonindexcijfer CBS Stijging minimaal 5% t.o.v. laatste wijziging
Zelfwerkzaamheid Loonindexcijfer CBS Stijging minimaal 5% t.o.v. laatste wijziging
Licht Letsel

Smartengeldboek ANWB

Consumentenprijsindexcijfer CBS

Eens per 5 jaar, bij verschijnen nieuwe druk

Stijging minimaal 5% t.o.v. laatste wijziging

Kilometervergoeding ANWB Stijging variabele kosten minimaal 6,25% t.o.v. laatste wijziging

 

Standaardafrondingsmethode in richtlijnen van DLR:

  • De normbedragen in de richtlijnen van De Letselschade Raad worden na indexatie afgerond op hele euro’s, dat wil zeggen het veelvoud van € 1,- dat het dichtst bij het geïndexeerde bedrag ligt.
  • NB: Afwijkingen van deze standaardafrondingsmethode staan expliciet in de betreffende richtlijn vermeld.

De Letselschade Definitie Verhoogde Economische Kwetsbaarheid bevat geen normbedragen en komt daarom niet voor indexering in aanmerking.

Het “Historisch Overzicht” van De Letselschade Raad bevat een inhoudelijk overzicht van alle wijzigingen van de normbedragen per Richtlijn.

Wat is indexeren?

Indexering is het aanpassen van geldbedragen aan een indexcijfer. Zo worden de richtlijnen Ziekenhuis-/revalidatiedaggeldvergoeding en Licht letsel aangepast aan de inflatie, zodat het reële bedrag gelijk blijft, d.w.z. dezelfde (gemiddelde) koopkracht blijft vertegenwoordigen. De inflatie wordt afgemeten aan de consumentenprijsindex (CPI). Dit is een gewogen gemiddelde prijsindexcijfer van het gemiddelde huishouden.

Waarom indexeren?

De normbedragen van de richtlijnen zijn bij de totstandkoming vastgesteld op het prijspeil van de lonen en kosten op dat moment. Jaarlijks wijzigen de lonen en kosten. Door middel van indexatie worden de normbedragen op het actuele prijspeil gebracht.

Waarom hanteert de Werkgroep Normering deze methode van indexeren?

Voor de methode van indexeren is ervoor gekozen een drempel in te bouwen. Hiermee wordt voorkomen dat de normbedragen jaarlijks (zeer gering) wijzigen. Deze drempel bedraagt 5% ten opzichte van de laatst uitgevoerde wijziging (indexatie) van het normbedrag.

Een uitzondering hierop betreft de richtlijn Studievertraging. Deze wordt wel jaarlijks geïndexeerd op basis van het loonindexcijfer van het CBS.

Waarom wordt gebruik gemaakt van het CPI en het Loon-indexcijfer?

De normbedragen voor de richtlijnen Ziekenhuis-/revalidatiedaggeldvergoeding en Licht letsel hebben betrekking op kosten en de geldwaarde. Voor deze richtlijnen is daarom de inflatie op basis de consumentenprijsindex (CPI) maatgevend voor indexering.

De normbedragen voor de richtlijnen Huishoudelijke Hulp, Zelfwerkzaamheid en Studievertraging hebben betrekking op salarissen cq. loonkosten. Voor deze richtlijnen wordt daarom voor indexeren aansluiting gezocht bij de cao-loonindex. De cao-loonindex wordt maandelijks vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en omvat het samengestelde (gewogen) gemiddelde van alle algemene salarisaanpassingen in alle cao’s die in Nederland worden afgesloten.

Waarom verwerkt DLR de inflatiecorrectie over de periode jan 2021 - 1 jan 2023 in de indexering en hoe werkt dit voor de Richtlijn Huishoudelijke Hulp?

Voor indexatie wordt, afhankelijk van de richtlijn, gebruik gemaakt van de CPI of de CAO-loonindex.

Hoe werkt dit specifiek bij de Richtlijn Huishoudelijke Hulp? (hier ligt het uurtarief van € 11,00 lager dan het minimumloon?).

De richtlijn Huishoudelijke hulp wordt geïndexeerd  op basis van CAO-loonindex en niet de CPI (inflatie). De CAO-loonindex over 2022 was lager dan de CPI.

Hierbij wordt tevens opgemerkt dat de verhoging van de minimumlonen (WML) van 10,15% niet rechtstreeks gekoppeld is aan de inflatie van 10% in 2022. Dit is een veel voorkomende  misvatting. In het coalitieakkoord was begin 2022 al afgesproken dat het WML met 7,5% zou worden verhoogd in stappen per 1-1-2024 en 1-1-2025. Als gevolg van de hoge inflatie in 2022 is dit versneld en in één keer per 1 januari 2023 toegepast. De totale verhoging van 10,15% bestaat uit een structurele verhoging van 8,05% plus een inflatiecorrectie van 2,1% sinds 1 juli 2022. Meer info: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2022-381.html.

Het tarief van de huishoudelijke hulp van € 11,– netto per uur is in lijn met het bruto wettelijk minimumloon.

Het WML per 1 januari 2023 bedraagt, afhankelijk van 36/38/40 uur per week, tussen € 12,40 (36 uur) en € 11,16 (40 uur) bruto per uur. Dit komt neer op respectievelijk € 11,68 en € 10,52 netto per uur.

Zijn de bedragen die de Werkgroep Normering in de richtlijn opneemt netto- of bruto bedragen?

Letselschadevergoedingen zijn in principe netto bedragen. Hiervoor wordt in de vaststellingsovereenkomst een belastinggarantie gegeven voor de inkomstenbelasting in box 1. Ook de normbedragen in de richtlijnen betreffen ‘netto-bedragen’.

Waarom kent de Richtlijn Licht letsel inclusief smartengeld 2023 een forse verhoging?

De normbedragen voor de richtlijnen Licht letsel hebben betrekking op kosten en de geldwaarde. Voor deze richtlijnen is daarom de inflatie op basis de consumentenprijsindex (CPI) maatgevend voor indexering. Op 1 januari 2022 zijn de normbedragen voor het laatst verhoogd. De CPI over 2022 bedroeg 9,9% (voorlopig cijfer begin december 2022). Dit is hoger dan de voorwaarde van 5%. Op 1 januari 2023 zijn de normbedragen daarom verhoogd. Hierbij wordt opgemerkt dat de normbedragen worden afgerond op € 25, –.

Gelden de nieuwe bedragen voor de Richtlijn Licht Letsel voor schademeldingen na 1-1-2023 of ook in al lopende zaken?

De richtlijn geldt op het moment dat de schade zich voordoet. Het moment (lees: schadejaar) van toekenning is bepalend welk normbedrag van toepassing is. Het op dat moment geldende prijspeil is leidend.

Dit geldt voor alle normbedragen die in de richtlijnen worden vermeld.

Voorbeeld: als het verlies van zelfwerkzaamheid voor het jaar 2021 moet worden meegenomen, dan geldt het normbedrag zoals dat in dat jaar van toepassing is. Voor nu en de toekomstige jaren gelden de actuele normbedragen. Bij het kapitaliseren van de toekomstige schade wordt het normbedrag “onder water” jaarlijks geïndexeerd op basis van de gehanteerde inflatie in de rekenrente.